Tussen beats en betekenis: Waar de nacht verbindt
Door Sandra Broeren | 30 okt 2025
Een persoonlijke reflectie op ADE 2025, over eigenaarschap, nachtcultuur en waarom jonge mensen hun eigen clubs bouwen.
Het waren van die typische ADE-dagen: grijs, nat en prettig chaotisch. Dagen waarop alles tegelijk leek te gebeuren. Je slalomt door een stad vol regen, mensen en beats, onderweg van talk naar techno naar toiletrij, zonder ooit echt te weten waar je moet zijn. En juist daar, ergens halverwege het gehaast en een paar onverwachte gesprekken op de gekste plekken, begon één vraag steeds vaker door mijn hoofd te spelen: van wie is de nacht eigenlijk nog? Je zou denken: van iedereen. Maar hoe verder de dagen vorderden, hoe duidelijker het werd dat dat allang niet meer zo vanzelfsprekend is.
Optimalisatie, AI en het verlies van ruis
De keynote van Mark Mulligan (MiDIA Research), The Calm Before The Storm: Mark Mulligan on the Future of Music, laat weinig aan de verbeelding over. Hij begint rustig, bijna zakelijk, met een bekend voorbeeld: Apple. De iPhone als hét schoolvoorbeeld van disruptieve innovatie. Een product dat een hele industrie op z’n kop zette. Maar sindsdien? Kleine stapjes. Verbeterde camera, nieuwe chip of een betere batterij. Alles draait nu om optimalisatie, niet om vernieuwing. "En dat", zo zei hij, "is precies wat er in de muziekindustrie gebeurt." 
“We zijn gestopt met het nemen van risico’s. Alles is gericht op het optimaliseren van bestaande modellen.” Mulligan heeft geen spectaculaire visuals nodig om de zaal stil te krijgen. Hij tekent een scherp beeld van een sector die ooit draaide op creativiteit, intuïtie, en lef, maar die zich nu in hoog tempo laat herstructureren door algoritmes, A/B-tests en artificiële logica. Niet omdat dat beter voelt, maar omdat het beter werkt. Of in elk geval: beter scoort. 
En dan komt AI om de hoek kijken. Niet als sciencefiction, maar als werkelijke kracht. Geen killer robots, maar tools die teksten schrijven, beats genereren, hooks testen en vocalen nabootsen. AI als versneller, maar ook als ontwerper, als producent en curator. Met 'the calm before the storm' bedoelt Mulligan dat we in een stille fase zitten — een tijd van optimalisatie, niet van revolutie — terwijl er ondertussen iets veel groters op ons afkomt. "AI is geen hype, maar een structurele verandering. Wat nu nog voelt als fake, controle of bedreiging, gaat in rap tempo alles opschudden."
“AI verandert niet alleen wie creëert, maar ook wat er wordt gecreëerd en voor wie. ”
Die zin blijft hangen. Mulligan waarschuwt hier eigenlijk voor een sluipend verlies van nuance, van weerstand, en van gevoel. 
In een wereld waar muziek steeds vaker wordt gebouwd voor algoritmes, waar intro’s verdwijnen, hooks sneller komen en TikTok bepaalt wat blijft hangen, lijkt de ervaring om de muziek heen steeds verder te verdwijnen. Hij noemt het een soort culturele compressie: we wringen creativiteit in formats die passen binnen het distributiekanaal, in plaats van het kanaal buigen naar de inhoud.
En precies dáár maken wij ons als poppodium zorgen over:
 Om het verlies van ruis.
 Want zonder ruis is er geen ruimte meer voor frictie. Voor het onverwachte. Voor dat ene moment waarop iets niet klopt, maar je het juist daarom voelt.

Londen, control vs. community en het feest dat groter werd dan je wilde
Eerder schoof ik aan bij een panel dat op papier over Londen gaat, maar in werkelijkheid een spiegel voor elke stad blijkt te zijn. Who Holds the Power After Dark? is de titel, en het is daar dat ik voor het eerst hardop denk: ja, dít is waar het schuurt. Er wordt gesproken over hoe de Londense clubscene langzaam werd leeggehaald. Niet alleen door regelgeving, maar vooral door projectontwikkelaars, gentrificatie, overheidsbeleid, kapitaal dat weinig heeft met cultuur maar alles met rendement. Clubs verdwenen omdat de huur verdubbelde. Of omdat ze te veel geluid maakten voor de mensen die ineens boven kwamen wonen. Stadsvernieuwing verpakt als vooruitgang, terwijl de nachtcultuur werd teruggeduwd tot bijzaak.
En dan vertellen ze hoe jonge mensen het heft in eigen handen namen. Huisfeesten, zelf kiezen wie er komt, welke muziek draait, hoe je je gedraagt. Kleinschalig, community-based, en vooral: zonder bemoeienis van bovenaf. Maar zodra het groter werd en er plotseling geld, branding en handhaving bij kwam kijken, werd het weer een feest waar ze zelf helemaal geen zin meer in hadden.
“Toen we het professionaliseerden, werd het weer het soort feest waar we juist van weg wilden. ”
Die paradox, dat alles wat groeit uiteindelijk iets verliest, hangt de hele sessie in de lucht. En ik denk: dat herkennen we in elke stad, niet alleen in Londen. Waar iets wordt afgebroken, ontstaat ook iets altijd weer iets nieuws. Jonge mensen begonnen zélf feesten te organiseren. In woonkamers, loodsen, op tijdelijke locaties. Niet omdat ze per se rebelse ondernemers wilden zijn, maar omdat ze niet langer zaten te wachten op toestemming. Zelf bepalen wie er binnenkomt, welke muziek er klinkt, hoe je je gedraagt en met wie je iets deelt. Geen bezoekers, maar een community, een gemeenschap.
Maar die autonomie is kwetsbaar. Want op het moment dat die feesten succesvol worden — als er meer mensen komen, als het geld gaat rollen, als de gemeente wil meedenken — dan komt ook de controle terug: vergunningen, toezicht en branding. En ineens is het weer dat feest waar je juist afstand van wilde nemen. Het panel is opvallend eerlijk over die worsteling. De wens om schaal te maken botst met het verlangen naar intimiteit, autonomie, chaos. En daar komt nog iets bij: de rol van de stad zelf. Die wil het nachtleven wel ondersteunen, maar vaak alleen op voorwaarden die het spontane, activistische karakter ondergraven.
“We wilden niet nog méér festivals, we wilden onze eigen ruimtes. Kleine, veilige plekken waar we wél gezien worden.”
De Londense Nightlife Taskforce is een tijdelijke adviesgroep, samengesteld uit mensen uit de scene zelf, niet gekozen op status maar op expertise. Zij schreven een rapport over hoe je nachtcultuur niet alleen kunt beschermen, maar ook strategisch kunt inzetten als waardevolle sociale motor. En nee, dat ging niet alleen over feesten. Dat ging over gezondheid, veiligheid, identiteit en eigenaarschap.
Wat me raakt, is dat het hier niet meer gaat over 'uitgaan' in de klassieke zin. Het gaat over toegang tot ruimte, tot zeggenschap, tot het recht om samen te komen zonder bemoeienis of commerciële filter. Het gaat over wie mag bepalen wat de stad ’s nachts is. En wie niet. En ik realiseer me dat dit ook gaat over Amsterdam, Rotterdam of Eindhoven, over elke stad waar het spannend wordt tussen vastgoed, veiligheid en verbeelding en worstelt met hetzelfde probleem, alleen in een andere schaal. Als je de nacht buitensluit, verarmt de stad!
Toiletrituelen en thuiskroegen
Later die avond, wanneer ik kletsnat aankom in de Amsterdamse nacht die ruikt naar zweet, spanning en plastic poncho’s, beland ik bij het Nxt Museum. Binnen draaien dj’s als Colin Benders, Luke Slater en Chlär. Buiten sta ik even te schuilen bij de smoezelige Dixie-toiletten, waar ik twee meisjes ontmoet die me binnen een halve minuut een groepshug geven alsof we elkaar al jaren kennen. Selma (21) en Bonny (23): Amsterdams accent, stoere grote wijde spijkerbroeken, leren croptops, en extravagante make-up als in Euphoria. We raken aan de praat.
Selma: “Colin Benders is vet. Hij is geen dj maar een kunstenaar, weet je? En die visuals hier in het museum, dat is gewoon een trip!” 
Bonny knikt: “Dit is wat ik in de toekomst ook wil maken. Ik wil beeld en geluid samenbrengen tot iets magisch. Iets waar je helemaal in verdwijnt. Dat hoeft niet groots, dat kan al in mijn slaapkamer.”
Ze vertellen dat ze graag naar RADION gaan, of naar kleinere festivals als Draaimolen. Het liefst naar feesten waar je nog kunt verdwalen. Selma: “We waren naar Awakenings, vette line-up hoor, dat podium was sick! Echt een vette ervaring, maar voor mij veel te massaal. Ik hou van het intieme. Van mensen ontmoeten. Van donkere holletjes waar je onverwacht in belandt.”
En dan komt het, bijna tussen neus en lippen door: “We kunnen gewoon niet zo vaak uitgaan. Alles is zo duur geworden, dus zonder drugs is uitgaan bijna niet te betalen. Dan wil je wat drinken en betaal je meer dan 7 euro voor een biertje. Dus beginnen we thuis met indrinken en gaan we vaak niet eens meer weg." Die zin bleef hangen. Wat me raakte was niet alleen hun uitbundige positieve energie, maar vooral hun vanzelfsprekendheid. Alsof het niet kunnen uitgaan voor hen niet eens meer een kwestie is van klagen of protesteren, maar simpelweg een veranderde werkelijkheid. Geen drama, geen verontwaardiging. Gewoon: als de stad je niet langer verwelkomt, dan bouw je zelf iets nieuws. Klein. Goedkoop. Eigen.
Communitys met idealen in kleine en grote zalen
Ik hoor het ook terug bij muzikale duizendpoot Alexi Panagoulopoulos (NL), label-, artiesten manager en bookingsagent die ik tegenkom bij een set van progressive dj's in de club van creatieve broedplaats Baggerbeest. Binnen is het warm, bijna benauwd, maar er hangt iets vertrouwds in de lucht. Geen hysterische visuals of overgeproduceerde laserregen, alleen pulserend licht, een laag plafond en een groep mensen die duidelijk weet waarvoor ze gekomen zijn. Alexi vertelt dat er mensen uit Argentinië zijn gekomen voor deze specifieke Nederlandse artiest Alex O’Rion. "Ze volgen hem al jaren", zegt hij. “Overal ter wereld kom je veel dezelfde gezichten tegen.” 
Progressive house is zo’n subgenre dat nooit echt in of uit de mode is, het groeit niet spectaculair, maar het verdwijnt ook niet. Het is gelaagd, hypnotisch, melodieus. Een langzaam opgebouwde golf van emotie, die niet schreeuwt, maar je vloeiend meeneemt in de creatieve creaties. 
“Dj's in deze scene hebben een fanbase die niet oppervlakkig luistert. Ze weten precies wanneer een track werd uitgebracht, op welk label, met welke edit. Ze komen voor de muziek, maar blijven voor elkaar en dat voel je.”
Tussen de dansende lichamen in de zaal, waar niemand een telefoon omhoog houdt en niemand om aandacht lijkt te vragen, wordt iets anders gedeeld dan alleen een beat. Fans van het genre noemen het een familiegevoel. In een wereld waarin dansmuziek steeds meer draait om spektakel, is progressive house bijna een vorm van verzet. Geen explosie, maar een ademhaling, of een hartslag die doorgaat, show na show, stad na stad. 
En ergens in dat ritme, die langere adem, die behoefte aan verbinding, hoor ik hetzelfde terug in andere gesprekken dat weekend. Gesprekken die niet beginnen bij beats, maar bij waarden. Met een gevoel van: waarom zijn we hier eigenlijk? 
Bij Further x Homeless Homies in RADION voel ik het meteen. Niet alleen door de line-up, maar door de plek zelf. RADION ademt al jaren iets wat je zelden nog tegenkomt, een soort rauwe vrijheid die doet denken aan de clubs uit de jaren negentig. Donkere zalen, zware stampende bassen, een indeling die niet stuurt maar laat dwalen. Je loopt van kamer naar kamer, zonder te weten wat je tegenkomt: andere sounds, andere mensen, andere werelden. Leeftijden en subculturen lopen moeiteloos door elkaar, net als muziekstijlen die op andere plekken gescheiden blijven. Hier bestaat geen vaste vorm en misschien juist daardoor voelt alles zo echt. In de rij voor tokens raak ik aan de praat met Mo (26), een lange gast in een uitgesproken skatersoutfit: wijde broek, versleten Vans, capuchon half over zijn hoofd getrokken. “Ze geven de opbrengst aan daklozen, wist je dat? De dj's draaien gratis. Daarom ben ik hier. Grote festivals gaan alleen nog over geld verdienen. Ik wil niet het gevoel hebben dat ik alleen maar een doelgroep ben. Ik ben ook gewoon mens.”

Later op de avond, in een van die donkere zalen, staat een uitgelaten groep mensen te springen, terwijl een bruisende Estella Boersma haar armen in de lucht gooit. In de hoek zie ik organisator DJ Bone, glimlachend, pratend, kijkend naar een menigte die zó duidelijk voor méér komt dan alleen een goede set.
De volgende dag bevind ik me op één van de vele Loveland Events: 909 x Loveland, dat al in de ochtend is gestart. Ondanks dat het tot de grotere ADE-producties behoort, hangt hier ook een community-sfeer. Jong en oud dansen zij aan zij op rauwe techno beats, geïnspireerd op de iconische 909-drumcomputers. Ik spreek met Daan (46), een veteraan in de scene: “Ik ga graag naar feesten waar leeftijd er niet toe doet. De dancescene is van ons allemaal. Maar soms voelt het alsof er geen plek meer is voor de mensen die dit hebben opgebouwd. Hier wel. Hier voel ik me deel van iets. Al is het groot, het voelt warm.” Ik begrijp wat hij bedoelt, ik ben ook al jaren een trouwe 909 bezoeker. Tegelijkertijd bekruipt me een lichte twijfel. Is dit niet juist zo’n event dat ooit is begonnen als warme community, maar inmiddels met twaalf uitverkochte ADE-edities stevig geprofessionaliseerd is? Een goed geoliede machine?
En toch, wanneer ik via de drukke, donkere gangen Studio 1 binnenloop en Len Faki zie draaien — mijn held, groots als altijd — gebeurt er iets. Achter hem strekt zich een gigantisch scherm uit, visuals draaien en pulseren op het ritme, het licht snijdt door de zaal, hapt naar de mensenmassa, en trekt je erin. Alsof de muziek niet alleen klinkt, maar je opslokt.  
Even later, in de kleinere Studio 2, zet duo Octave One met hun Detroit hardware de zaal volledig op z’n kop. Het plafond laag, de ruimte broeierig, de energie hoog. Het is rauw, intens, warm. En precies op dat moment voel ik het alsnog: een collectieve vervoering. De liefde voor techno in al haar vormen. En dan maakt het misschien niet meer uit wáár je staat, als je er maar echt bént. 
ADE is geen individuele maar een collectieve ervaring
Ik heb tijdens ADE maar een fractie van het programma meegemaakt. Een paar feesten, een handvol panels en keynotes, wat bijzondere gesprekken onderweg, dat is alles. Terwijl er verspreid over de stad honderden events plaatsvonden, duizenden creatieve makers actief waren en meer dan een half miljoen bezoekers rondliepen. Dit is dus geen compleet beeld van de scene, of beroepsmatige analyse van het nachtleven. Maar wel een overpeinzing. Over wat ik zag, wat ik hoorde, wat ik voelde. En wat dit misschien zegt over de tijd waarin we uitgaan.

Ik was er niet alleen maar samen met Ziggy Willemse, onze nachtprogrammeur, die met 25 jaar ervaring in de dancescene als dj, producer en tourmanager van o.a. Octave One en Luke Slater, geen vreemde is in deze wereld. Hij begeeft zich meestal achter de schermen, staat beroepsmatig graag backstage tussen de makers, dj's en organisatoren. Maar dit jaar stond hij ook weer gewoon op de dansvloer, als bezoeker. Hij beleefde het festival zowel professioneel als persoonlijk. En juist in die mix zit iets waardevols, want Ziggy heeft een missie: Het intieme clubgevoel terugbrengen naar de stad. Naar Effenaar. Niet als aparte wereld, maar als natuurlijke verlenging van een mooie concertavond waar de nacht na een concert niet ophoudt, maar zich juist opent.
Hier gebeurt de nacht
Als je naar deze stemmen luistert, écht luistert, dan hoor je iets wat je niet uit keynote-slides of panel- quotes kunt halen. Dan hoor je een generatie die niet afhaakt, maar terugpakt. Die niet moppert over wat er niet is, maar gewoon zelf iets maakt. En dan voel je als poppodium dat je op een kruispunt staat: Gaan we mee in die eindeloze optimalisatie van het aanbod, in nóg strakkere campagnes en nóg efficiëntere line-ups? Of maken we ruimte voor het onvoorspelbare? Voor die prachtige meisjes bij het toilet, voor Mo, voor Daan, voor iedereen die niet perfect in een doelgroep past, maarr wél iets komt brengen?
Effenaar is een plek waar muziek gebeurt. Maar misschien is het tijd om ook nadrukkelijk te zeggen: hier gebeurt de nacht! En in die nacht is ruimte voor mensen, voor ruis, voor frictie, voor het niet-weten. Wij worden weer die plek waar het begint. Waar het mag en waar het kan. Waar je mag verdwalen in de muziek, in elkaar, in wat nog niet is uitgelegd, klein, intiem, ongepolijst, maar waar het ook mag groeien. Want het een sluit het ander niet uit.









